Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar te Jeruzalem [4]woonden van de kinderen van Juda, en van de kinderen van Benjamin, en [5]van de kinderen van Efraim en Manasse; 4. Te weten, nadat zij uit de Babylonische gevangenis waren wedergekeerd, met bewilliging van den koning Cyrus. 5. Dat is, van de tien stammen, die zich van Juda afgescheiden hadden. Gelijk ook velen van dezen stam zich bij Juda gevoegd, om den zuiveren godsdienst te mogen oefenen. Zie 2 Kron.34:6,32.